205. Herdenking 4 en 5 mei. Het Lied der Achttien Dooden. Performance Ab Gietelink

HET LIED DER ACHTTIEN DOODEN- JAN CAMPERT Een cel is maar twee meter lang en nauw twee meter breed, wel kleiner nog is het stuk grond, dat ik nu nog niet weet, maar waar ik naamloos rusten zal, mijn makkers bovendien, wij waren achttien in getal, geen zal den avond zien. O lieflijkheid van licht en land, van Holland’s vrije kust, eens door den vijand overmand had ik geen uur meer rust. Wat kan een man oprecht en trouw, nog doen in zulk een tijd? Hij kust zijn kind, hij kust zijn vrouw en strijdt den ijdlen strijd. De Rattenvanger van Berlijn pijpt nu zijn melodie, – zoo waar als ik straks dood zal zijn de liefste niet meer zie en niet meer breken zal het brood en slapen mag met haar- verwerp al wat hij biedt of bood die sluwe vogelaar. Gedenkt die deze woorden leest mijn makkers in den nood en die hen nastaan ’t allermeest in hunnen rampspoed groot, gelijk ook wij hebben gedacht aan eigen land en volk –
Back to Top