In de Mondschein Sonate klinken negen van de twaalf toonsoorten. De dierenriem heeft Rudof Steiner als achtergrond voor de toonsoorten aangegeven. De tekens zijn zo geordend dat de toonsoorten waarin de Sonate begint en eindigt, Cis mineur en E majeur in de Leeuw staan. Wij bewegen ons van toonsoort naar toonsoort door de dierenriem cirkel in de ruimte van de zaal te leggen en beginnen rechts achter in de positie van de Leeuw.
De reis door de Sonate beschrijft de dierenriem tekens van zomer, lente en herfst, maar niet die van de winter. Onze wegen komen dan ook niet links voor in de ruimte. De draairichting van de dierenriem is in de zaal andersom als aan de hemel.
Het toonsoortloze gedeelte midden in de Sonate, waarin de muziek onhoog schroeft en weer naar beneden daalt in verminderde tritonus klanken laten we, als het ware bodemloos, om het centrum van de dierenriem cirkel draaiend, zichtbaar worden.
De gebaren die we maken zijn deels bepaald door de dierenriem, maar we laten ook de kwaliteiten van de intervallen en van majeur, mineur en dissonant zien, op het moment dat ze in de Sonate hoorbaar zijn. Ook de tonica en de eerste en tweede omkering proberen we in de vormgeving zichtbaar te maken in drie schijven rondom het centrum.
Uitvoerenden zijn Saskia Doekes en Theo Ruys met Jeanette van Weteringen aan de piano. School de Lans in Brummen.
Op YouTube kun je een documentaire van de Mondschein Sonate zien
met de url: